Aan de slag met het nieuwe GLB – o.a. over bufferstroken

Het bouwplan moet worden ingevuld en hier wordt tot het laatst over gedubt. De landschapselementen zijn alles behalve gemakkelijk in de kaart te plaatsen en het is passen en met de bufferstroken. Helaas is er, ook nu het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in is gegaan, soms wat onduidelijkheid. Op 15 mei is de peildatum voor grondgebruik en de opgave van eco-activiteiten, wachten tot alles duidelijk is gaat niet.

Wat is nu het nieuwe GLB?
Het nieuwe GLB bestaat uit drie pijlers, de basispremie per hectare (hiervoor moet iedereen voldoen aan tien Goede landbouw- en milieu condities (GLMC’s)), de tweede pijler is de eco-regeling, hierin kuan zelf worden gekozen als bedrijf aan welke activiteiten mee wordt gedaan. Dit wordt gewaardeerd door middel van een puntensysteem waarmee je een extra hectarepremie kan ontvangen (brons, zilver of goud). Als derde en laatste pijler is er het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLB) waaronder ook de akkerranden vallen.

Bufferstroken
Het landelijk verplichte onderdeel vanuit de mestregels, althans dat is de bedoeling. De Tweede Kamer moet hierover nog beslissen aan de hand van een conceptvoorstel. Maar hoe zit het nou precies met de bufferstroken?

Op de bufferstroken mogen geen meststoffen worden gebruikt en wanneer je deel neemt aan het GLB mag je op de bufferstroken ook geen gewasbeschermingsmiddelen gebruiken.

Wat is de definitie van een bufferstrook? Daar is niet één antwoord op, het is afhankelijk van de situatie waar de bufferstrook zich bevindt.

Langs een gangbare watervoerende sloot is de bufferstrook 3 meter breed. Is dit meer dan 4% van het perceel? Dan mag je het versmallen naar 1 meter. Kom je nog steeds uit op meer dan 4%? Dan mag je een bufferstrook van 0.5 meter aanhouden.

Het kan ook zijn dat jouw betreffende bufferstrook langs ecologisch kwetsbare wateren ligt, dan geldt een strook van 5 meter. Dit is ook wanneer het water is aangewezen in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) máár het is daarbij mogelijk af te schalen naar 3 meter wanneer de strook meer dan 4% van het perceel zou betreffen. Wanneer het KRW water smaller is dan 10 meter kan diezelfde reden afgeschaald worden naar 3 of 1 meter bufferstrook.

En hoe zit het met een droge sloot? Wanneer er tussen 1 april en 1 oktober geen water staat in de sloot moet er een bufferstrook van 1 meter worden aangehouden.

Wanneer er sprake is van een flauw talud begint de bufferstrook 1 meter vanaf de waterlijn zoals is vastgelegd op de RVO-kaarten. Er is sprake van een flauw talud wanneer deze tenminste 2 meter breed is vanaf de waterlijn tot aan de insteek en met een helling die niet steiler is dan 1:3.

Mag er op bufferstroken gewassen worden geteeld, geoogst of gemaaid worden?
Ook daar is niet direct één antwoord op De bestaande teeltvrije zones uit het activiteitenbesluit en de regels die hiervoor gelden blijven wel van kracht. Op het moment dat je bepaalde eco-activiteiten uitvoert op de bufferstrook en wanneer je de bufferstroken inzet als niet-productief areaal is het verboden vanuit het GLB.

Bufferstroken en mestplaatsingsruimte
Op bufferstroken mag geen mest gebruikt worden volgens de derogratiebeschikking (onder voorwaarden mogen Nederlandse boeren meer stikstof uit dierlijke mest gebruiken dan de Europese Nitraatrichtlijn voorschrijft).

Mogen koeien weiden op de bufferstrook?
Wanneer de bufferstrook niet wordt gebruikt als niet-productief areaal mogen er koeien weiden. In de uitvoeringsregels is er geen vermelding van de korting op de stikstofgebruiksnorm wat in het 7e Actieprogramma nitraatrichtlijn is opgenomen. Heel strikt genomen komt er mest op de bufferstrook. Later dit jaar worden de wijzigingen met betrekking tot de stikstofgebruikersnorm vanuit RVO bekend gemaakt.

Intekenen in Mijn Percelen
In principe heeft RVO de bufferstroken op de kaartlaag ‘bufferstroken’ ingetekend. Zelf intekenen is alleen wanneer er een ander gewas staat ten opzichte van het hoofdperceel of wanneer de bufferstrook in word gezet als niet-productief areaal voor een eco-regeling. Wanneer bufferstroken en waterlopen onjuist zijn in ‘Mijn Percelen’ kan er uit worden gegaan van de realiteit en bij twijfel RVO contacteren voor advies. Voor de mestplaatsingsruimte moeten bedrijven zelf de oppervlakte van de bufferstrook vaststellen en in mindering brengen van de totale oppervlakte die bemest mag worden laat RVO weten.

Landschapselementen registreren

Als gevolg van de registratie van landschapselementen kunnen de perceelaantallen in de RVO-applicatie fors toenemen. Dit komt doordat onder andere sloten en bomen ook mee tellen als subsidiabele grond om mee te tellen voor de basispremie.

Advisering van het RVO bij registreren is de percelen duidelijke namen te geven en de landschapselementen de naam van het perceel plus de naam van het element mee te geven, hierdoor zou het overzicht bewaard blijven.

De landschapselementen moeten eigendom zijn of gehuurd of gepacht. Een andere voorkomende situatie is dat de eigenaar mondeling of schriftelijke toestemming geeft dat deze in gebruik zijn bij degene die de elementen wil registreren. De elementen moeten wel op landbouwgrond liggen of grenzen, wanneer het element volledig door niet-landbouwgrond is omgeven telt deze niet mee. Wanneer de afstand tussen het element en de landbouwgrond minder dan 5 meter is kan dat wel. Wanneer je mee doet is niet opgeven geen optie heeft RVO laten weten.

Sloten
Doordat sloten vaak twee gebruikers zijn heeft RVO aangegeven dat het belangrijk is goed met elkaar af te stemmen hoe het geregistreerd wordt: de sloot opsplitsen door kadastrale grenzen of in het midden.

Het nieuwe GLB
In Nederland is ervoor gekozen om de eco-regelingen in te kunnen vullen met een keuzemenu met een totaal van 22 eco-activiteiten. Door punten te behalen kan er meer ecopremie ontstaan want er zijn drie niveaus die behaald kunnen worden namelijk brons, zilver en goud. Aan de hand van het aantal punten wordt er een ecopremie toegekend met bijbehorende extra hectarepremie.

4% van het bouwland niet-productief
De 4% van het niet-productief laten van bouwland is één van de basisvoorwaarden van het nieuwe GLB voor de basispremie.

De 4% kan ingevuld worden met akkerranden, groene braak en landschapselementen (sloten en bomen(rijen)). Deze regeling is vanuit Europe één jaar uitgesteld. Voor dit jaar is het relevant wanneer je mee doet aan Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer of meedoen aan de eco-regeling.

RVO heeft laten weten dat alle bedrijven wel het niet-productief areaal moet opgeven maar wanneer dit minder is dan 4% is dat geen probleem.

GLMC – Goede landbouw- en milieuconditie
De basisvoorwaarden voor de basispremie kennen veel overlap met andere regelgeving zoals het mestbeleid. Dit is voornamelijk van toepassing bij bodembedekking (GLMC 6) en gewasrotatie (GLMC 7).

In GLMC 6 moet de bodem bedekt blijven, het land wat uit productie is gehaald moet uiterlijk 31 mei bedekt zijn met een vanggewas of gewasresten, deze moeten tot 31 augustus blijven staan. Wanneer de hoofdteelt op (lichtere) klei eruit is gehaald moet er tussen 1 augustus en 30 november minimaal 8 weken 80% van het bouwland bedekt zijn met gewasresten of een (vang)gewas. Op zware klei geldt de plicht voor 6 weken tussen 1 augustus en 1 november; op zand, löss en veen geldt dit van 1 oktober tot 1 februari. Bij maisteelt geldt dit ook op klei en veen in de Nutriënten Verontreinigde gebieden (NV-gebieden).

De GLB-regels voor vanggewassen gaan verder dan het mestbeleid. Een vanggewas is volgens de GLB regels alleen verplicht na mais op zand en löss, en na maisteelt in NV-gebieden. Afhankelijk van het type vanggewas moet dit uiterlijk 1 oktober of 31 oktober gezaaid zijn.

Het ministerie werkt aan de stimuleringsregeling voor het tijdig inzaaien van vanggewassen na andere gewassen op zand en löss. Hierbij geldt een korting op de gebruiksnorm wanneer het vanggewas na 1 oktober wordt gezaaid.

Het GLMC 7 (verplichte gewasrotatie) is een jaar uitgesteld vanwege de oorlog in Oekraïne, dit is niet alleen voor Nederland maar voor heel Europa van toepassing. Ondanks dit uitstel is er vanuit het mestbeleid wel de verplichting voor deelnemers en niet-deelnemers op zand- en lössgrond eens in de vier jaar een rustgewas te telen. Deze gewassen zijn niet-uitspoeling gevoelige gewassen met een positief effect hebben op de bodemkwaliteit. De lijst voor het mestbeleid met rustgewassen is langer dan die voor het GLB. Bij de lijst van het mestbeleid wordt alleen gekeken naar uitspoeling van nutriënten en bodemkwaliteit waarbij 68 gewassen voldoen.

Bij het GLB wordt ook gekeken naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Voor het GLB zijn 39 rustgewassen aangewezen.

De frequentie van het rustgewas gaat naar eens in de drie jaar vanaf 2027 in het GLB. Voor het mestbeleid wordt de frequentie alleen opgebouwd wanneer het nodig is voor de waterkwaliteit.

Voor het GLB moet ieder bedrijf daarnaast op minimaal 1/3 van het bouwland een ander gewas telen als hoofdteelt, of één of meer vervolgteelten na de hoofdteelt. Voor het GLB zijn bedrijven met meer dan 75% grasland vrijgesteld van de verplichte gewasrotatie op het bouwland.

Doorrekenen met simulatierool

RVO heeft een simulatietool online gezet, hiermee kan er op bedrijfsniveau deelname aan de eco-regeling worden doorgerekend. Er worden nog updates gedaan voor de gebruiksvriendelijkheid.

Bron: Graumans, K., & Vermaas, M. (2023). Aan de slag met nieuw GLB. Boerderij, 108(21).

Datum 24 maart 2023 Peter Gelling